GEBRUIKSWAARDEONDERZOEK TULP

Verslag van de elfde serie cultivars 2006/2007 en 2007/2008.

 

Inleiding

 

Het Gebruikswaarde-onderzoek tulp nieuwe stijl is in 1996 gestart door de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB). Een commissie bestaande uit onder andere telers, handelaren en veredelaars begeleidt dit onderzoek, dat bestaat uit teeltonderzoek op twee locaties (zand- en kleigrond), broeierijonderzoek en houdbaarheidsonderzoek. Doel van het gebruikswaarde-onderzoek is het in kaart brengen van teelt- en broei-eigenschappen en houdbaarheid van nieuwe(re) tulpencultivars.

Dit verslag behandelt de resultaten van de elfde serie cultivars die in het onderzoek is opgenomen. De resultaten van deze en eerdere series zijn te vinden op internet via www.kavb.nl  onder GWOT

 

Opzet

In het onderzoek wordt een aantal cultivars vergeleken met de twee referentiecultivars ‘Leen van der Mark’ en ‘Monte Carlo’. De acht cultivars van de elfde serie zijn: ‘Alexander Pushkin’, ‘André Citroën’, ‘Cracker’, ‘Holland Queen’, ‘Jackpot’, ‘Jumbo Pink’, ‘Melrose’ en ‘Muralto’.

In de zomer van 2006 is van deze cultivars bolmateriaal van de ziftmaten 5 + 6, 7 + 8, 9 en 10 aangekocht. Dit materiaal werd verdeeld in twee porties en opgeplant op de proeflocaties Praktijkonderzoek Plant & Omgeving (PPO) op zandgrond in Oudesluis en op kleigrond bij Proeftuin Zwaagdijk. Per cultivar is per locatie totaal circa 1 RR2 opgeplant, in twee herhalingen van 0,5 RR2. Na de oogst in 2007 werden de leverbare maten 11 en 12/op afgebroeid bij Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf in Zwaagdijk-Oost. Het geoogste plantgoed werd in het najaar van 2007 wederom opgeplant. Voor het zand was in het tweede jaar gekozen voor een perceel aan de Zandvaart in Breezand. De tuinen in Oudesluis en aan de Zandvaart zijn zandgronden en al lang in gebruik voor bollenteelt. De grond op Proeftuin Zwaagdijk is een kleigrond. In tabel 1 zijn de enkele bodemkundige eigenschappen van deze locaties weergegeven.

De bollen van de oogst in 2008 werden afgebroeid in de winter van 2008/2009. Na de oogst is van elke cultivar een aantal bossen tulpen op houdbaarheid sierwaarde en kwaliteit getoetst bij bloemenveiling FloraHolland, vestiging Rijnsburg.

Tijdens de teelt en broei zijn normale teeltmaatregelen toegepast. De bollen werden in twee herhalingen opgeplant om mogelijke standplaatseffecten uit te sluiten. Het plantgoed waarmee in 2006 is gestart had de volgende samenstelling:

3,75 kg zift 10

3,75 kg zift 9

3,75 kg zift 7 + 8

1,25 kg zift 5 + 6

 

De bollen zijn opgeplant in de volgende plantdichtheden:

zift 10:         120 stuks per meter bed (spoorbreedte 1,50 m)

zift 9:          140 stuks per meter bed

zift 7+8:       150 stuks per meter bed

zift 5+6:       280 stuks per meter bed

 

Resultaten teelt

Elfde serie cultivars

 

Ziekten en afwijkingen te velde

Tijdens het groeiseizoen zijn de door virussen aangetaste planten verwijderd (visueel beoordeeld) en zijn de symptomen zoveel mogelijk beschreven. Verder is gekeken naar de aanwezigheid van dwalingen en dieven binnen de aangeschafte partijen. De aantallen virusplanten op het veld kunnen slechts als indicatie van de gevoeligheid voor virussen worden gezien.

In 2007 werd bij de start bij de cultivar ‘André Citroën’ gemiddeld 15 virusplanten per RR aangetroffen. Bij alle andere cultivars was het aantal steeds lager dan 4 planten per RR.

Dwalingen kwamen slechts in lage aantallen voor, in de meeste cultivars hooguit 1 à 2 per RR. Dieven kwamen zowel op zand als op klei in beide teeltjaren niet voor in deze serie. De stand op de tuinen was goed, het eerste teeltjaar hadden de tulpen in Zwaagdijk schade aan de bladpunten opgelopen als gevolg van een late nachtvorst, waardoor het gewas ook wat eerder afstierf. 

 

Vroegheid

Alle bloemen zijn gekopt per cultivar als het gewas in volle bloei was. Het rooitijdstip werd ook per cultivar vastgesteld op het moment dat de hoofdbol een bruin wangetje kreeg.

In tabel 2 zijn bloei- en rooidata per cultivar weergegeven ten opzichte van de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’. De onderlinge afrijpingsverschillen en dus het rooitijdstip van cultivars ten opzichte van elkaar kan van jaar tot jaar echter nogal variëren.

 

Op zand en op klei bloeide ‘Leen van der Mark’ in 2007 eerder dan in 2008.

‘Leen van der Mark’ wordt in de tabel (tabel 2) als peildatum aangehouden. ‘Monte Carlo’ bloeit meestal eerder; van 4 dagen tot een week eerder. ‘Jumbo Pink’ en ‘Melrose’ bloeiden eerder dan ‘Leen van der Mark’. Op de klei bloeiden de overigecultivars enkele dagen tot ruim een week later dan ‘Leen van der Mark’. ‘Holland Queen’ en ‘Muralto’ bloeiden het laatst. Op zand viel de bloei van de meeste cultivars gelijk met ‘Leen van der Mark’.

 

Rooitijdstip

De rooitijdstippen laten zien dat er per jaar en per grondsoort/gebied al gauw verschillen ontstaan. Gemiddeld over zand en klei en over beide jaren werd er op 19 juni gerooid. Kijkend per grondsoort werd op zand gemiddeld 1 dag eerder en op klei 4 dagen later gerooid dan deze datum.

Er werden geen cultivars extreem vroeger gerooid dan ‘Leen van der Mark’. In 2008 was ‘Melrose’ eerder afgerijpt dan in 2007 ten opzichte van ‘Leen van der Mark’. Kijkend over de twee jaren en over beide grondsoorten werden ‘Alexander Pushkin’, ‘Holland Queen’ en ‘Jumbo Pink’ circa 5 tot 6 dagen na ‘Leen van der Mark’ gerooid.

 

Opbrengst

De opbrengst van de plantmaten 9 en 10 is nauwkeurig vastgesteld. De opbrengst per cultivar van de ziftmaat 9 staat in tabel 4 weergegeven. Van zift 10 staan deze waarden in tabel 5. Het gaat om relatief clustergewicht, het aantal stuks 11/12, het aantal stuks 12/op en het totaal (11/op) en het aantal kilo’s plantgoed per 100 geoogste clusters. De gegevens van de maten zift 9 en 10 geven een goed beeld van de opbrengst van de cultivars per grondsoort, gemiddeld over twee jaar.

In tabel 6 staat de totale opbrengst per RR van alle plantmaten. Dit geeft een indicatie van de opbrengst in een praktijksituatie. Doordat in het eerste jaar een bepaalde vaste verhouding in de maten is gekozen, kan de opbrengst van de cultivars afwijken van de praktijk. Daarnaast is de opbrengst in dit onderzoek berekend vanuit een klein oppervlak. De ervaring leert dat de opbrengsten dan relatief hoog zijn ten opzichte van grote oppervlaktes. Onderling zijn de opbrengsten echter goed vergelijkbaar. De opbrengst moet daarnaast ook gezien worden in verhouding tot de referentiecultivars, die om die reden ook altijd in het gebruikswaarden­onderzoek worden meegenomen.

De verklisteringsgetallen en het gewichtsaandeel van de hoofdbollen staan in tabel 7. Ook hier geldt dat de uitkomsten horen bij bepaalde gekozen uitgangspunten met het doel de cultivars onderling goed te kunnen vergelijken.

 

Zuuraantasting

Naast de zuurwaarnemingen tijdens en na de teelt werd ook een zuurtoets uitgevoerd bij Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (PPO) in Lisse, dit volgens een vast protocol. Door de teeltgegevens en de resultaten van de toets van PPO te combineren werd een indicatie van de zuurgevoeligheid van de betreffende cultivar verkregen. De gegevens kunnen niet als absolute waarden worden gehanteerd, omdat het optreden van zuur in de teelt van veel bedrijfsspecifieke factoren afhankelijk is.

In tabel 3 staan naast de uitslagen voor het zuur tijdens de teelt ook de uitkomsten van de zuurtoets weergegeven. Het percentage zieke bollen werd daarbij bepaald na uitzieken in met Fusarium besmette grond. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij de zuurtoets de ziektedruk veel hoger wordt aangebracht dan in een normale praktijksituatie. Serie 11 werd in 2008 getoetst. Dat jaar werden bijna alle cultivars in deze toets uiteindelijk ziek. Alleen van de cultivar ‘Cracker’ bleef nog 11% gezond. Van ‘Monte Carlo’ was geen enkele bol aangetast.

Tijdens het uitvoeren van deze toets viel op dat ‘Muralto’, ‘Melrose’, ‘André Citroën’ en ‘Leen van der Mark’ eerder dan de andere cultivars uitvielen door zuur.

Bij de zuurwaarnemingen in het leverbaar (peildatum 10 dagen na rooien) kwam weinig zuuraantasting voor. Het gemiddelde percentage lag iets hoger dan voorgaande jaren en was nu 1%. ‘Jackpot’ van het zand en ‘Holland Queen’ van de klei waren 2,8 respectievelijk 3,6% zuur (gemiddeld over 2 jaren).

 

Opbrengstverschillen

De opbrengst op de klei lag gemiddeld hoger dan op het zand. Zowel bij de oogst van opgeplant zift 9 als van opgeplant zift 10 lagen het clustergewicht en het aantal stuks 11/op hoger op de klei dan op het zand (tabel 4 en 5).

Het relatief clustergewicht van ‘Jackpot’ was het laagst, zowel bij zand als klei en bij beide plantmaten. ‘Melrose’ had ook een laag clustergewicht maar dat was alleen significant bij plantmaat zift 9 op de klei.

Een betere opbrengst dan de referentiecultivars was te zien bij ‘Jumbo Pink’ geplant zift 9 en bij ‘Cracker’ van zift 10. Op het zand presteerde ook ‘Jumbo Pink’ van zift 10 goed.

Leverbare maten zijn een belangrijke opbrengstfactor. Op zand zit relatief meer leverbaar in de maat 11/12, bij klei is dat meer in de maat 12/op. Het aantal 11/12 en 12/op samen (11/op) is bij kleigrond hoger. ‘Monte Carlo’ produceerde in deze serie iets minder dan ‘Leen van der Mark’ zowel bij zand als bij klei. ‘Cracker’ en ‘Jumbo Pink’ gaven minder bollen in de maat 11/12 dan de referentiecultivars. Dit gold voor beide grondsoorten bij zift 9, maar alleen voor zand bij zift 10. Bij de opbrengst van zift 10 op klei waren de aantallen gelijk aan die van de referentiecultivars. Voor het overige gaven alle cultivars vergelijkbare aantallen 11/12 aan de referentiecultivars.

Kijken we naar de opbrengst in de maat 12/op dan zijn de aantallen daarvan op zand geteeld lager bij ‘Jackpot’ (zift 9 en 10), ‘Melrose’ (zift 9 op klei)  en ‘Muralto’ (zift 10 op zand) ten opzichte van de referentiecultivars. Hogere opbrengsten dan de referentiecultivars werden gevonden bij ‘André Citroën’, ‘Alexander Pushkin’, ‘Holland Queen’ ‘Jumbo Pink’ en ‘Cracker’, allen van zift 9 op de klei. Eveneens hoge opbrengsten bij ‘Holland Queen’, ‘Jumbo Pink’ en ‘Cracker’ van zift 9 geteeld op zand. ‘Jumbo Pink’, ‘Holland Queen’ en ‘Cracker’ gaven ook meer zift 12/op bij de opplant van zift 10 op klei. Op zand gaf alleen ‘Cracker’ een betere opbrengst dan de referentiecultivars.

In het totaal aantal leverbaar (11/op) valt op dat de aantallen op klei bijna allemaal (‘Cracker’ van zift 9 uitgezonderd) gelijk zijn aan die van de referentiecultivars. Op zand waren er bij zift 9 nog wel verschillen tussen cultivars: minder 11/op van ‘Jackpot’ en ‘Muralto’ en meer 11/op bij de cultivars ‘Jumbo Pink’, ‘Holland Queen’ en ‘Cracker’

Wat de plantgoedopbrengst betreft gaven van zift 9, ‘Cracker’ (zowel klei als zand), ‘Jumbo Pink’ op zand en ‘Alexander Pushkin’ op klei minder kilo’s dan de referentiecultivars. Van zift 10 lag de plantgoed opbrengst lager bij ‘Jumbo Pink’ en ‘André Citroën’(zand en klei) en van ‘Holland Queen’ op klei. ‘Muralto’ gaf op beide gronden meer plantgoed dan de referentiecultivars. 

 

Opbrengst per RR

Bij de totale opbrengst per roe (in tabel 6) blijken bijna alle cultivars minder 5-8 en zift 9+10 te produceren dan de referentiecultivars. ‘Cracker’ gaf het minste plantgoed van allemaal, ‘Muralto’ gaf het meeste plantgoed.

 ‘Cracker’, ‘Jumbo Pink’ en ‘Holland Queen’ produceerden weinig bollen in de zift 11/12. Bij 12/op daarentegen maken ze het aantal weer ruimschoots goed.  Uiteindelijk bleken ‘Cracker’ en ‘Holland Queen’ bij het totaal aantal leverbare bollen beter dan de referentiecultivars. De overige cultivars produceerden statistisch gelijk aan de referentiecultivars.

 

Verklisteringsgetal

De verklistering wordt weergegeven in tabel 7 door middel van het verklisteringsgetal en het gewichtspercentage hoofdbollen. Het verklisterings­getal is het gemiddeld aantal klisters per hoofdbol (zonder de hoofdbol). Het gewichtspercentage van de hoofdbollen is het gewicht van de hoofdbollen in verhouding tot het totaal geoogst gewicht.

Op kleigrond en zandgrond was de verklistering min of meer gelijk. Bij de plantgoedopbrengst zagen we al dat ‘Muralto’ flink produceerde. Uit het verklisteringsgetal (ruim 3 uit zift 9 en ruim 4 uit zift 10) bleek dat ook nog eens. ‘Cracker’ produceerde het kleinste aantal klisters, maar ook ‘André Citroën’, ‘Holland Queen’ en ‘Jackpot’ zaten duidelijk lager in aantal klisters dan de referentiecultivars. Bij zift 9 kwam daar ‘Alexander Pushkin’ ook nog bij.

Bij een laag verklisteringsgetal hoort een hoog  gewichtspercentage van de hoofdbol en omgekeerd. Vandaar ook dat bij ‘Muralto’ lagere waarden werden aantroffen dan de referentiecultivars en dat met name ‘Cracker’ en ‘Jumbo Pink’ een hoog gewichtspercentage van de hoofdbol hadden. Per plantmaat en grondsoort is daar enige variatie in te vinden.

 

Uitval en huidkwaliteit.

Uitval tijdens de teelt en na de bewaring (van het leverbare deel) staan in tabel 8. In deze tabel staat ook de beoordeling van de huidkwaliteit weergegeven. De uitval te velde betreft de bollen die tijdens de teelt verloren zijn gegaan, ze zijn wel geplant maar niet gerooid. Door de jaren (vorige series) heen schommelt dit percentage tussen 4 en 7%, In deze serie lag het gemiddelde op 6,4%, waarbij geen echte uitschieters naar boven of beneden te zien waren.

Bij het uitval tijdens de bewaring is Fusarium vaak de reden, maar Penicillium of andere oorzaken zijn hier ook in meegenomen. Gemiddeld was sprake van 1% uitval, waarbij ‘Holland Queen’ met 2,7% duidelijk een hoog percentage uitval te zien gaf.

 

Slechte huidkwaliteit kwam voor bij ‘Cracker’. De meeste overige cultivars scoorden hier normaal tot goed.

 

 

 

Resultaten broeierij

 

De leverbare bollen van de maten 11/12 en 12/op zijn afgebroeid in 2007/2008 en in 2008/2009, beide jaren in drie perioden (januari, februari en maart). Per cultivar zijn de twee meest geschikte, aaneengesloten periodes van afbroei gekozen. Tabel 9 geeft daarvan een overzicht met het gekozen aantal koudeweken. Het aantal koudeweken is gekozen op basis van gegevens van Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf en van de inzenders. De inhaaldata waren in het eerste jaar van afbroei 27 december 2007, 30 januari 2008 en 28 februari 2008. In het tweede jaar werd op 29 december 2008, 28 januari 2009 en 3 maart 2009 ingehaald.

 

De planten zijn gebroeid op kisten en in veilstadium geoogst. Vervolgens zijn de planten gemeten en gewogen. De broeiresultaten van de bollen van maat 11/12 staan samengevat in tabel 11, de resultaten van afbroei van bolmaat 12/op staan in tabel 10 weergegeven.

Verklaring van de gebruikte termen:

-        gewicht = gemiddeld gewicht per geoogste steel

-        lengte totaal = de lengte van onderkant steel tot de bovenkant van de bloem

-        lengte blad = lengte van onderkant steel tot de bovenkant van het langste blad

-        lengte poot = lengte gemeten vanaf de onderkant van de steel tot de aanhechting van het onderste blad

-        bloemgrootte = de lengte van de bloemknop in veilstadium

-        bloem in blad = aantal centimeter dat de bovenkant bloem korter is dan het langste blad, bij een negatief getal steekt de knop boven het blad uit

-        percentage veilbaar = het aantal planten met normale veilingkwaliteit

-        kasdagen = het aantal dagen van inhalen tot einde oogst

-   oogstperiode = het aantal dagen waarop geoogst werd

 

De bloemen van bollen geteeld op klei waren gemiddeld zwaarder dan van de bollen geteeld op zandgrond. Het verschil bedroeg gemiddeld over alle cultivars afgerond 2 gram, bij zowel maat 12/op als bij 11/12. De meeste kenmerken van de bloei (gewicht, lengte, bloemgrootte) bleken in deze serie cultivars gelijk op te gaan voor zand en klei. Daarom worden de resultaten hiervan per cultivar en niet per grondsoort vermeld. In de tabellen is de scheiding zand/klei nog wel gehandhaafd.

Plantgewicht. Wat het plantgewicht betreft is ‘Jackpot’ lichter en zijn ‘Cracker’ en ‘Jumbo Pink’ zwaarder gebleken dan de referentiecultivars bij zift 12/op. Van de maat 11/12 was alleen ‘Cracker’ lichter en ‘Jumbo Pink’ zwaarder dan ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’.

Plantlengte. De cultivar ‘Jackpot’ gaf steeds de kortste planten, zowel bij zift 11/12 als bij zift 12/op. ‘Jumbo Pink’ gaf vaak de langste planten, maar was niet langer dan de referentiecultivars.

Bladlengte. ‘Jackpot’ en ‘Muralto’ hadden korter blad dan de referentiecultivars. Lang blad was vooral te zien bij ‘Holland Queen’ en ‘Jumbo Pink’.

Pootlengte. De korte plantlengte bij ‘Jackpot’ bleek vooral ook te zijn ontstaan door een zeer korte pootlengte: slechts 5-6 cm, terwijl de eerstvolgende (‘Jumbo Pink’) al 10 cm pootlengte had. Beide waren statistisch korter dan de referentiecultivars. Een langere poot dan van ‘Monte Carlo’ en ‘Leen van der Mark’ hadden ‘Alexander Pushkin’, ‘André Citroën’, en ‘Melrose’. Bij zift 11/12 voegde zich daarbij ook nog ‘Holland Queen’ (uitgezonderd bij zift 12 van op zand geteelde bollen).

Bloemgrootte. Bij bloemgrootte gaat het om kleine verschillen tussen de cultivars. De variatie tussen de kleinste en de grootste bloem is ruwweg 1,2 cm; van 4,2 cm bij ‘Melrose’ en ‘Muralto’ tot 5,4 bij ‘Jumbo Pink’. ‘Holland Queen’ van het zand, echter, schiet daar bovenuit met 6,0 cm

Percentage veilbaar

Het percentage veilbare bloemen was steeds zeer hoog: 99%. Er waren daarbij geen opzienbarende verschillen tussen de cultivars en de referentiecultivars.

Oogstdagen

Het aantal oogstdagen is het gemiddelde van steeds twee broeiperioden. Bij de eerste inhaaldatum was het aantal oogstdagen groter en bij de tweede broeiperiode kleiner.

Uitschieters ten opzichte van de referentiecultivars waren er bijna niet. ‘Cracker’ en ‘Holland Queen’ werden in gemiddeld ruim 4 dagen geoogst, hoewel daar ook nog verschillen zijn tussen bollen van zand en van klei en tussen de bolmaten. Bij zift 11/12 was er bijna geen verschil tussen de cultivars in het gemiddelde aantal oogstdagen.

 

 

 

Resultaten houdbaarheid

 

Van de afgebroeide partijen werden per cultivar zes tot acht bossen vervoerd naar de vestiging Rijnsburg van bloemenveiling FloraHolland. Hier werden gegevens omtrent de houdbaarheid en de kwaliteit van de tulpen bepaald. Na een transportsimulatie van 4 dagen bij 8oC werden de bloemen op de vaas gezet, waarna ze werden beoordeeld.  De beoordeling was als volgt:

Eenmalig werd bepaald:

·       De aanvoerrijpheid (volgens VBN)

·       Het doorgroeien van de nek, na 6 dagen of als de sierwaarde eerder verloren ging op het moment van afschrijven

·       De maximale bloemgrootte

·       De houdbaarheid

·       De reden van afschrijven

 

Driemaal per week werd beoordeeld op:

·       steelstand/zwierigheid (stengelkromming; 1 = zwierig/krom, 10 = recht,)

·       bladpunten (1 = geen, 10 = zeer ernstig)bladkleur (1 = groen, 10 = geel)

 

In tabel 12 staan de resultaten. De waarden zijn gemiddelden over 3 broeiperioden, in 2 proefjaren van de ziftmaten 11/12 en 12/op en de herkomsten (zand of klei) van de bollen.

De houdbaarheid was van alle cultivars zeer goed Gemiddeld was de houdbaarheid 8,8 dagen. Hier valt vooral ‘Monte Carlo’ op met gemiddeld 11,5 vaasdagen, maar bij de andere cultivars is het vaasleven ook niet slecht te noemen; de laagste score daarvan is nog steeds 7,5 dag.

De cultivars ontweken elkaar niet veel wat de gemiddelde bloemgrootte betreft. Gemiddeld waren de bloemen nog 1,5 cm doorgegroeid vanaf oogstmoment (zie bloemgrootte in tabel 10 en 11).

Er waren weinig opmerkingen bij de beoordeling op bladpunten, bladkleur en steelstand. Meer bladpunten dan de referentiecultivars hadden ‘Jackpot’, ‘Alexander Pushkin’ en ‘Cracker’. Bij ‘André Citroën’ was meer dan gemiddeld geel blad aanwezig. Alle cultivars hielden redelijk rechte stelen.

De gemiddelde doorgroei was hoog in deze serie: 11 cm. Alle waarden bleven in de buurt van de referentiecultivars, maar dat kwam dan ook omdat ‘Leen van der Mark’ ook 13,6 bijgroeide op de vaas.  

Voor het overgrote deel van de cultivars werden de bloemen afgeschreven vanwege uitbloei.  Er was in het tweede oogstjaar hier en daar wat schimmelgroei in de bloem bij ‘Jumbo Pink’, ‘Alexander Pushkin’ en ‘Muralto’.

 

 

 

Het weer in de seizoenen

 

In de tabellen 13 tot en met 15 is de gemiddelde temperatuur per maand, de neerslagsom per maand en de hoeveelheid straling per maand weergegeven van het meetpunt op De Kooy in Den Helder en in Berkhout (nabij Hoorn). (Bron: Bulletins van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch instituut).

 

Het jaar 2006 was extreem warm, zeer zonnig en had gemiddeld vrijwel de normale hoeveelheid neerslag. Wat de temperaturen betreft was het aanvankelijk koeler dan normaal in januari en maart, maar in april werd het zachter en in mei, juli (warmste julimaand sinds 1706) en september werden record hoge temperaturen neergezet. Oktober, november en december sloten het jaar af met zeer zacht weer, gemiddeld 2,5 tot ruim 3 graden hoger dan normaal.

Wat neerslag betreft begon het jaar droog in januari, normaal in februari en maart en droog in april. Daarna was het afwisselend nat in mei, droog in juni en juli, extreem nat in augustus en weer droog in september. In oktober was het natter dan normaal en november en december waren normaal qua neerslag.

 

Het jaar 2007 was record warm, zonnig maar ook nat. Gemiddeld beliep de temperatuur een waarde van 11,2°C  tegen een langjarig gemiddelde van 9,8°C. De opwarming van het Nederlandse klimaat zet hiermee onverminderd door.  Gemiddeld over het land viel er in 2007 920 mm regen tegen 797 mm normaal. 2007 telde 1728 uren zonneschijn gemiddeld over het land (normaal is 1550).

Qua temperatuur waren de maanden januari tot en met april zachter dan het langjarig gemiddelde. In deze vier maanden werd achtereenvolgens 4,3, 3, 2,2 en 4,8 °C hoger dan gemiddeld waargenomen. Mei en juni waren warmer dan normaal. In juli tot en met oktober was de temperaturen gemiddeld aan het langjarig gemiddelde. November was weer zacht en december kwam op een normaal gemiddelde temperatuur uit.

Neerslag viel in 2007 vooral in het eerste halfjaar. Tot en met juli ware alle maanden natter dan normaal behalve april daarin viel bijna geen regen. In augustus, september, oktober en november viel er gemiddeld minder regen dan normaal. December was iets natter dan normaal zij het dat de regen met name in de eerste 10 dagen viel. 

 

Het jaar 2008 was zeer warm, zeer zonnig en aan de natte kant. De gemiddelde jaar­tempera­tuur is in 2008 uitgekomen op 10,6°C tegen een langjarig gemiddelde van 9,8°C. 2008 was daarmee inmiddels het twaalfde warme jaar op rij en staat op de 9e plaats in de rij van warmste jaren sinds 1901.

Januari was erg zacht 6,5°C tegen normaal 2,8°C. Ook februari was erg zacht 5,1°C tegen normaal 3°C.  Maart had gemiddeld een vrij normale temperatuur (5,8°C), maar werd aan het eind wat koeler. In april was het iets warmer dan normaal en pas op 20 april werd de 15°C overschreden, dat is vrij laat. Daarna werd het vrij snel warm. In mei was het gemiddeld 15,7°C (normaal 12,7) en was daarmee de warmste meimaand in ruim een eeuw. Ook juni was gemiddeld warmer:16,5°C tegen normaal 15,2°C. In september en oktober was het koeler dan normaal, daarna volgde november met zacht weer en tenslotte nog een gemiddeld koude decembermaand.

Er was op jaarbasis iets meer neerslag dan gemiddeld 828 mm ten opzichte van normaal 797 mm. Januari was natter dan normaal februari vrij droog en maart weer zeer nat. In april was het aan de droge kant (er viel maar 6 mm tussen 6 en 22 april) en mei en juni waren vrij droog. maar met zware buien en onweer in het oosten van het land op de 22e. In de zomermaanden juli en augustus viel meer regen dan normaal.  Daarna volgden september (normaal) oktober (vrij nat) november (normaal) en december (droog).