GEBRUIKSWAARDEONDERZOEK TULP
Verslag van de zesde serie
cultivars 2001/2002 en 2002/2003.
In 1996 startte de
Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) met het
Gebruikswaarde-onderzoek Tulp nieuwe stijl. Een commissie bestaande uit onder
meer telers, handelaren en veredelaars begeleidt dit onderzoek, dat bestaat uit
teeltonderzoek op twee locaties (zand- en kleigrond), broeierijonderzoek en
houdbaarheidsonderzoek.
Dit verslag behandelt de
resultaten van de zesde groep cultivars, die in het onderzoek is opgenomen, en
betreft de periode 2001-2004..
Doel van het gebruikswaarde-onderzoek is het in
kaart brengen van teelt- en broei-eigenschappen en houdbaarheid van nieuwe(re)
tulpencultivars.
In het onderzoek zijn in
de zesde serie twaalf cultivars vergeleken met twee referentiecultivars. Dit
waren de volgende cultivars: ‘Denise’, ‘First Class’, ‘Gabriëlla’, ‘Herman
Emmink’, ‘Holland Beauty’, ‘Kung-Fu’, ‘Nashville’, ‘Reputation’, ‘Synaeda
Blue’, ‘Tansu Çiller’, ‘Verandi’, ‘Viking’. De referentiecultivars zijn ‘Leen
van der Mark’ en ‘Monte Carlo’.
In de zomer van 2001 is van alle cultivars
bolmateriaal van de ziftmaten 5 + 6, 7 + 8, 9 en 10 aangekocht. Dit materiaal
is verdeeld in twee porties en opgeplant op de proeflocaties Praktijkonderzoek
Plant & Omgeving (PPO) De Noord te St. Maartensbrug en Proeftuin Zwaagdijk.
Per cultivar is per locatie totaal ca. 1 RR2 opgeplant (in 2
herhalingen van 0,5 RR2 ). Na de oogst in 2002 zijn de leverbare
maten 11 en 12/op afgebroeid bij Stichting Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf
in ‘t Veld. Het plantgoed is op de teeltlocaties gebleven en in het najaar van
2002 wederom opgeplant. Na de oogst in 2003 is het leverbaar weer naar Van den
Hoek gegaan om in de winter van 2003/2004 te worden afgebroeid. Na de oogst is
een aantal bloemen van elke cultivar naar FloraHolland vestiging Rijnsburg
gegaan om de houdbaarheid en sierwaarde te bepalen.
Tijdens de teelt en broei zijn normale
teeltmaatregelen toegepast.
De bollen zijn in twee herhalingen opgeplant om
mogelijke standplaatseffecten uit te sluiten.
Het plantgoed waarmee in 2001 is gestart had in
principe de volgende samenstelling:
3,75 kg zift10
3,75 kg zift 9
3,75 kg zift 7 + 8
1,25 kg zift 5 + 6
De bollen zijn opgeplant bij de volgende
plantdichtheden:
zift 10 120
stuks per m bed
zift 9 140
stuks per m bed
zift 7+8 150
stuks per m bed
zift 5+6 280
stuks per m bed
De grond op PPO De Noord is een zandgrond, de grond
op Proeftuin Zwaagdijk is een kleigrond. In tabel 1 zijn de belangrijkste
bodemkundige eigenschappen van de locaties weergegeven. In het seizoen
2001/2002 werd de grond op De Noord verbeterd en kon er op die locatie niet
geteeld worden. In de omgeving (St. Maartensvlotbrug) is toen een perceel
gehuurd, waarop het GWO is geplant. Deze grond had een lager organische
stofgehalte (0,5%) dan de grond op De Noord.
Zesde
serie cultivars
Ziekten
en afwijkingen te velde
Tijdens het groeiseizoen zijn de door virussen
aangetaste planten verwijderd en zijn de symptomen zoveel mogelijk beschreven.
Verder is gekeken naar het voorkomen van dwalingen en dieven binnen de
partijen.
Koubont kwam in ernstige mate voor bij ‘Reputation’
en in iets mindere mate bij ‘Leen van der Mark’. In lichte mate kwam koubont
voor in de cultivars ‘First Class’, ‘Gabriëlla’ en ‘Synaeda Blue’.
Bij een aantal cultivars kwamen vijf of meer
virusplanten voor op 1 RR2. De aantallen virusplanten op het veld
geven geen oordeel over de gevoeligheid van de cultivar, maar kunnen slechts
een indicatie zijn voor de gevoeligheid van de cultivar voor virussen.
Op zand werden in 2002 bij ‘Synaeda Blue’ en bij
‘Tansu Çiller’ meer dan 5 (resp. 5 en 6) virusplanten gevonden. In 2003 werd op
zand bij ‘Viking’ 6 virusplanten geconstateerd.
Op klei werden in 2002 bij ‘Monte Carlo’ 5
virusplanten gevonden en bij ‘Nashville’ 5. In 2003 werden op klei bij de
volgende cultivars 5 of meer virusplanten gevonden: ‘Gabriëlla’ (5), ‘Herman
Emmink’ (8), ‘Kung-Fu’ (6), ‘Leen van der Mark’ (10), ‘Monte Carlo’ (13), ‘Nashville’ (7),
‘Reputation’ (5), ‘Tansu Çiller’ (5) en ‘Verandi’ (9).
Ook is naar het aantal dwalingen gekeken. Ook hier
worden alleen aantal van 5 of meer planten per RR2 vermeld. Bij
‘Holland Beauty’ werden in beide jaren 11 tot 15 dwalingen gevonden in de
opgeplante stukjes (ca. 1 RR2 per locatie per jaar). Bij ‘Tansu
Çiller’ werden in 2002 op zand en in 2003 op klei resp. 11 en 8 dwalingen
gevonden. Bij ‘First Class’ werden in 2002 op klei 5 dwalingen gevonden, bij
‘Leen van der Mark’ op klei in 2003 13 dwalingen.
Dieven kwamen alleen bij ‘Leen van der Mark’ voor
in enige mate (8-10 per RR2) in het opgeplante materiaal.
Bij de cultivar ‘Verandi’ kwam in 2003 op zand
lichte vorstschade aan het blad voor.
In 2002 viel op 29 april een zware hagelbui op de
percelen in St. Maartensvlotbrug en Zwaagdijk. Enkele cultivars werden hierdoor
zwaar beschadigd, met name de kleine maten. De hagel had geen vuuraantasting
tot gevolg. Wel kan hierdoor opbrengstderving zijn opgetreden.
De cultivars ‘Tansu Çiller’ en ‘Verandi’ waren
zwaar beschadigd, ‘First Class’ en ‘Kung-Fu’ matig, en de overige licht.
Vroegheid
Alle bloemen zijn gekopt bij volle bloei en de
bollen zijn gerooid als de hoofdbol een bruin wangetje kreeg.
In tabel 2
zijn bloei- en rooidata van de cultivars weergegeven ten opzichte van de
referentiecultivar ‘Leen van der Mark’. De onderlinge afrijpingsverschillen en
dus het rooitijdstip van cultivars ten opzichte van elkaar kan van jaar tot
jaar echter nogal variëren. De verschillen in rooitijdstip waren in het
algemeen groter dan de verschillen in bloeitijdstip. Het bloeitijdstip in 2002
was circa 5 dagen vroeger dan in 2003.
Het rooitijdstip lag ongeveer gelijk.
De cultivar ‘Kung-Fu’ bloeide enkele dagen (3 tot
6) vroeger dan ‘Leen van der Mark’. Iets vroeger dan of gelijk met ‘Leen van
der Mark’ bloeiden de cultivars ‘Monte Carlo’, ‘ First Class’, ‘Nashville’,
‘Reputation’, ‘Verandi’ en ‘Viking’. De cultivars ‘Gabriëlla’, ‘Synaeda Blue’
en ‘Tansu Çiller’ waren soms iets vroeger en soms iets later. Enkele dagen tot
een week later dan ‘Leen van der Mark’ bloeiden de cultivars ‘Denise’, ‘Herman
Emmink’ en ‘Holland Beauty’.
De cultivar ‘Gabriëlla’ werd gerooid met ‘Leen van
der Mark’.
De cultivars ‘Monte Carlo’, ‘First Class’,
Kung-Fu’, ‘Nashville’, ‘Reputation’, ‘Synaeda Blue’, ‘Tansu Çiller’, ‘Verandi’
en ‘Viking’ werden in de week na het rooien van ‘Leen van der Mark’ geoogst.
De cultivars ‘Denise’, ‘Herman Emmink’, ‘Holland
Beauty’ werden beduidend (meer dan een week) later gerooid dan ‘Leen van der
Mark’.
Opbrengst.
De opbrengst en de
verklistering van de ziftmaten 9 en 10 is nauwkeurig vastgesteld en is in de tabellen 4, 5, 7 en 8 weergegeven. De
gegevens van de maten zift 9 en 10 geven een goed beeld van de opbrengst van de
gehele partij. In tabel 6 is de
opbrengst per RR2 weergegeven van alle opgeplante maten.
Naast de zuurwaarnemingen
tijdens de teelt is ook een zuurtoets uitgevoerd op het Testcentrum voor
Siergewassen volgens een vast protocol. In de tabel 3 staan, naast het zuur tijdens de
teelt, de uitkomsten van de zuurtoets weergegeven (na uitzieken in Fusarium
besmette grond). Hierbij moet worden opgemerkt dat bij de zuurtoets de
ziektedruk zeer hoog is en veel hoger dan in een normale praktijksituatie.
Grofweg kan bij de
zuurtoets worden gesteld dat een percentage ziek van 10 procent en lager wil
zeggen dat de cultivar in de praktijk weinig zuurrisico kent. Een percentage
tussen 10 en 90 procent kent in de praktijk een gemiddeld zuurrisico en hoger
dan 90 procent kent in de praktijk een hoog zuurrisico. Combinatie van de
teeltgegevens en de toets van het testcentrum geven gezamenlijk een indicatie
van de zuurgevoeligheid van de betreffende cultivar. De gegevens kunnen niet
als absolute waarden worden gehanteerd, omdat het optreden van zuur in de teelt
van veel factoren afhankelijk is.
Bij de zuurwaarnemingen
tijdens de teelt bleek dat in het leverbaar over het algemeen weinig zuur
voorkwam. Het percentage was bij de meeste cultivars lager dan 1%. Bij de cultivars ‘Denise’, ‘Herman Emmink’ en
‘Reputation’ kwam op beide locaties gemiddeld tussen 1 en 5% zuur voor. Bij
’First Class’ en ‘Synaeda Blue’ kwam alleen op klei meer dan 1% zuur voor. Bij
‘Gabriëlla’ kwam op klei veel zuur voor (gemiddeld 20%), op zand kwam gemiddeld
2% zuur voor in het leverbaar.
Bij de zuurtoets
uitgevoerd op het Testcentrum bleek dat alleen de cultivars ‘Monte Carlo’,
‘Tansu Çiller’ en ‘Viking’ een gemiddeld zuurrrisico hadden, alle overige
cultivars hadden een hoog zuurrisico.
Clustergewicht en verklisteringsgetal
De opbrengst van de
ziftmaten 9 en 10 opgeplant staat weergegeven in de tabellen 4 en 5. De
verklisteringsgetallen staan in tabel 7
en 8. De cijfers in deze tabellen zijn statistisch verwerkt en zijn een
goede vergelijking tussen de cultivars. De opbrengsten per RR2 van
alle plantmaten zijn weergegeven in tabel
6 en geven de telers een indicatie van de opbrengst in een
praktijksituatie. Doordat in het eerste jaar een vaste verhouding in de maten
is gekozen, kan de opbrengst van de cultivars in de praktijk wel iets afwijken.
De samenstelling van een praktijkpartij zal in sommige gevallen afwijken van de
voor het onderzoek als standaard gekozen plantgoedsamenstelling. Daarnaast is
de opbrengst berekend vanuit een klein oppervlak en de ervaring leert dat de
opbrengsten dan veelal relatief hoog zijn. Onderling zijn de opbrengsten goed
vergelijkbaar.
De opbrengst wordt bepaald door het gemiddeld
clustergewicht (gewicht in gram per geoogste cluster) en het percentage 11/12
en 12/op. Het percentage 11/12 en 12/op is bepaald ten opzichte van het aantal
geoogste clusters. Dit staat weergegeven in tabel 4 en 5. De verklistering wordt
weergegeven door het verklisteringsgetal en het gewichtspercentage hoofdbollen.
Het verklisteringsgetal is het gemiddeld aantal klisters per hoofdbol. Het
gewichtspercentage hoofdbollen is het gewicht van de hoofdbollen in percentage
van het totaal geoogst gewicht. Extreme verklistering kwam bij geen van de
cultivars voor. De verklistering staat weergegeven in tabel 7. Verder staan in tabel 8 de huidkwaliteit en het
percentage uitval weergegeven. De uitval te velde betreft de bollen die tijdens
de teelt verloren zijn gegaan, ze zijn wel geplant maar niet gerooid.
Statistisch gezien gaven
alleen de cultivars ‘Kung-Fu’ en ‘Viking’ een lager clustergewicht bij opplant
zift 10 dan de referentiecultivars.
De cultivars ‘Holland
Beauty’, ‘Tansu Çiller’ en ‘Verandi’ gaven meer zift 12/op en totaal leverbaar
(11/op) bij de plantmaten 9 en 10. ‘Synaeda Blue’ gaf weinig zift 12 en totaal
leverbaar bij opplant zift 9 en 10. Bij ‘Gabriëlla’ was de hoeveelheid zift
12/op laag en bij Reputation hoog ten opzichte van de referentiecultivars.
In tabel 6
staat de opbrengst per RR2. Het aantal leverbaar per RR2
was gemiddeld 652 stuks, de cultivars ‘Gabriëlla’, ‘Synaeda Blue’ en ‘Viking’
gaven minder zift 12/op en minder totaal leverbaar dan gemiddeld. ‘Holland
Beauty’, ‘Nashville’ en ‘Tansu Çiller’ gaven meer zift 12/op en meer totaal
leverbaar per RR2 dan gemiddeld en dan de referentiecultivar ‘Monte
Carlo’.
Ten opzichte van de
referentiecultivar ‘Leen van der Mark’ gaf ‘Gabriëlla’ betrouwbaar minder leverbaar.
Verklistering en hoeveelheid plantgoed.
De cultivars ‘Holland
Beauty’, ‘Tansu Çiller’ en ‘Verandi’ gaven weinig kilogram plantgoed bij de
plantmaten 9 en 10 ten opzichte van de referentiecultivars. ‘Synaeda Blue’ gaf
veel plantgoed bij opplant zift 9 en 10.
De hoeveelheid plantgoed
per RR2 van ‘Holland Beauty’ en ‘Tansu Çiller’ was op beide locaties
lager dan van de referentiecultivars en dan gemiddeld. Op zandgrond gaven ook
‘Kung-Fu’ en ‘Verandi’ weinig plantgoed.
De cultivars ‘First
Class’, en ‘Synaeda Blue’ gaven op beide locaties meer plantgoed per RR2
dan gemiddeld. Op zandgrond gaf ook de cultivar ‘Gabriëlla’ veel plantgoed en
op kleigrond ‘Nashville’.
Het verklisteringsgetal op
kleigrond (gemiddeld 2,3, zie tabel 7)
was over het algemeen hoger dan op zandgrond (gemiddeld 1,8).
Het verklisteringsgetal
van ‘Holland Beauty’ en ‘Tansu Çiller’ was op zandgrond bij zowel 9 als 10
opgeplant lager dan 1,0. Het verklisteringsgetal van de cultivars ‘Herman
Emmink’, ‘Kung-Fu’ en ‘Reputation’ was op zandgrond ook lager dan gemiddeld.
Op kleigrond was het
verklisteringsgetal van de cultivars van ‘Herman Emmink’, ‘Holland Beauty’,
‘Synaeda Blue’, ‘Tansu Çiller’ en ‘Viking’ laag.
Geen van de cultivars
verklisterde meer dan ‘Leen van der Mark’.
Het gewichtspercentage van
de hoofdbollen van de cultivars ‘Holland Beauty’, ‘Kung-Fu’ (alleen zand),
‘Reputation’ (alleen klei), ‘Tansu Çiller’ en ‘Verandi’ en ‘Viking’ was hoger
dan van de referentiecultivars. Alleen van ‘Synaeda Blue’ van het zand was het
gewichtspercentage van de hoofdbollen lager dan van de referentiecultivars.
Uitval en huidkwaliteit.
Het percentage uitval
tijdens de bewaring was laag en lag gemiddeld de 1%. Alleen bij ‘Gabriëlla’ en
‘Herman Emmink’ lag het percentage uitval tijdens de bewaring boven de 2%.
Het percentage uitval te
velde was gemiddeld 4%. Het meeste uitval trad op bij ‘Denise’ (6%),
‘Gabriëlla’ (8%) en ‘Herman Emmink’ (6%).
De meeste cultivars hadden
een normale tot goede huidkwaliteit, vooral op zandgrond. Per jaar en per
locatie was er wel eens wat verschil in huidkwaliteit. Op zandgrond had de
cultivar ‘Verandi’ soms een mindere huidkwaliteit. Op kleigrond was de
huidkwaliteit van ‘First Class’, ‘Gabriëlla’, ‘Kung-Fu’, ‘Reputation’ en
‘Synaeda Blue’ veelal matig.
Drie trekken
De bollen van de maten
11/12 en 12/op zijn in 2001/2002 en in 2002/2003 in drie perioden afgebroeid.
Bij elke cultivar is er gekozen voor afbroei in de twee meest geschikt geachte
periode (zie tabel 9). De inhaaldata
waren 18/17 december, 8/7 januari, 5/4 februari (resp. seizoen 2002/2003 en
2003/2004). In tabel 9 staan de
koudeweken en de tijdstippen van afbroei van de cultivars. Het gegeven aantal
koudeweken is gebaseerd op gegevens van Van den Hoek’s Broeiproevenbedrijf en
de inzenders.
In het broeiseizoen
2003/2004 kwam er Trichoderma-bolrot
voor in de broeierij. Deze vorm van Trichoderma
tast de bol bij de wortelkrans aan in tegenstelling tot de meer bekendere vorm
van Trichoderma, die de wortels onder
de bakken aantast. De aantasting lijkt op Botrytis
cinerea, maar onderscheidt zich door de typische geur en het ontbreken van
sclerotiën. Meestal geeft een groot deel van de aangetaste planten een normale
plant. Een ernstige aantasting kan zorgen voor uitval.
Deze Trichoderma-bolaantasting heeft invloed gehad op de
broeiresultaten. Van een aantal bakken waren er onvoldoende planten veilbaar om
een representatief oordeel te kunnen geven. Deze bakken zijn dan ook niet
meegenomen in de verdere verwerking van de resultaten. In de eerste trek kwam
het in ernstige mate voor in ‘Gabriëlla’. In de tweede trek kwam Trichoderma in alle cultivars voor. Bij
Denise, ‘Gabriëlla’ en Herman Emmink was er zoveel uitval, dat een deel van de
gegevens niet is meegenomen in de tabellen (<30% veilbaar is niet
meegenomen). In de derde trek kwam Trichoderma vooral, zij het in lichte mate,
voor bij ‘Monte Carlo’. Ook holle stelen kwamen voor bij ‘Monte Carlo’.
De planten zijn gebroeid op kisten en in
veilstadium geoogst. Vervolgens zijn de planten gemeten en gewogen. De gegevens
staan in tabel 10 en 11.
In de tabel staat weergegeven:
-
gewicht =
gemiddeld gewicht per geoogste steel
-
totale lengte
= de lengte van onderkant steel tot bovenkant bloem
-
bladlengte =
lengte van onderkant steel tot bovenkant langste blad
-
pootlengte
-
bloemgrootte =
de lengte van de bloemknop in veilstadium
-
bloem in blad
= aantal centimeter dat de bovenkant bloem korter is dan het langste blad, bij
een negatief getal steekt de bloemknop boven het blad uit
-
percentage
veilbare planten
-
kasdagen =
dagen van inhalen tot einde oogst
- oogstperiode
= aantal dagen waarop geoogst werd
De stelen van de bollen
geteeld op klei waren gemiddeld iets zwaarder dan van de bollen geteeld op
zandgrond (gemiddeld over alle behandelingen 4,6 gram). De stelen van de cultivars ‘Kung-Fu’, ‘Tansu
Çiller’, ‘Verandi’ (allen beide locaties) en ‘Viking’ (alleen klei) waren
zwaarder dan van de referentiecultivar ‘Monte Carlo’ en ook ten opzichte van
het gemiddelde. De stelen van ‘Denise’ en ‘Nashville’ waren veelal lichter dan
van gemiddeld.
De stelen waren iets
langer van de bollen geteeld op klei dan van de bollen geteeld op zand. Lang
waren ‘Herman Emmink’, ‘Holland Beauty’, ‘Tansu Çiller’ en ‘Viking’. ‘Denise’
en ‘Nashville’ waren aan de korte kant.
De cultivars ‘Denise’ en
‘Nashville’ gaven over het algemeen kort blad. Lang blad hadden ‘Herman
Emmink’, ‘Holland Beauty’ en bij zift 11/12 ook ‘Tansu Çiller’.
Gemiddeld was bij beide
ziftmaten de pootlengte 13 cm. De pootlengte van de cultivar ‘Holland Beauty’
was langer dan van de referentiecultivars. De pootlengte van ‘Denise’ en op
zand ook ‘Nashville’ was kort, 10 cm of korter.
De bloemgrootte van de
cultivars ‘Synaeda Blue’ was groter dan van de referentiecultivars. ‘Herman
Emmink’ had een kleine bloem bij oogst.
De bloem van de cultivar
‘Viking’ kwam boven het blad uit. De bloemen van ‘Herman Emmink’, ‘Monte
Carlo’, ‘Reputation’ en ‘Tansu Çiller’ zaten vrijwel gelijk met het blad. De
bloemen van ‘Holland Beauty’ zaten vrij diep in het blad.
Het
percentage veilbaar in het eerste jaar (2003) was gemiddeld 86% voor zift 11 en
92% voor zift 12. In het tweede jaar kwam met name in de tweede trek veel
Trichoderma voor, dit heeft het percentage veilbaar beïnvloed. In het eerste
jaar was het percentage veilbaar gemiddeld over beide ziftmaten 89% en in het
tweede jaar 75%. Om de invloed van de aantasting uit te sluiten, zijn in de tabellen 10 en 11 alleen de
percentages van het eerste jaar vermeld.
Bij
‘Monte Carlo’ en ‘Viking’ was het percentage veilbaar in beide jaren laag door
het voorkomen van holle stelen. Ook bij ‘Herman Emmink’ en ‘Holland Beauty’ was
het percentage veilbaar, met name bij zift 11/12, vrij laag.
Het aantal kasdagen bij
zift 11/12 was gemiddeld 25 dagen en bij zift 12/op gemiddeld 24 dagen. Een
lange kasperiode hadden ‘Herman Emmink’, ‘Holland Beauty’, ‘Tansu Çiller’ en
‘Verandi’. ‘Kung-Fu’ had een korte kasperiode.
De oogstperiode was
gemiddeld 5 tot 6 dagen. Een iets langere oogstperiode (>7 dagen) kwam voor
bij ‘Gabriëlla’ (beide ziftmaten) en bij zift 11 bij ‘Holland Beauty’, ‘Tansu
Çiller’ en ‘Verandi’.
Bloementest
Een aantal planten van de afgebroeide partijen is
naar Flora Holland te Rijnsburg getransporteerd, zodat daar de houdbaarheid kon
worden bepaald. Op de bloemenveiling zijn de stelen na een transport-simulatie
van 4 dagen bij 8oC op de vaas gezet. Daarna zijn de bloemen
beoordeeld en is vastgesteld of de bloemen nog sierwaarde hadden. Per cultivar
zijn 4 tot 8 bossen beoordeeld op houdbaarheid.
De beoordeling was als volgt:
Eenmalig:
·
aanvoerrijpheid
(volgens VBN)
·
doorgroeien
van de nek, na 6 dagen of als de sierwaarde eerder verloren ging op het moment
van afschrijven
·
maximale
bloemgrootte
·
houdbaarheid
·
reden van
afschrijven
Driemaal per week:
·
steelstand/zwierigheid
(stengelkromming; 1 = zwierig/krom, 10 = recht,)
·
bladpunten (1
= geen, 10 = zeer ernstig)
·
bladkleur (1 =
groen, 10 = geel)
De grondsoort had geen invloed
op de houdbaarheid, alleen was er soms een klein verschil in bloemgrootte. In tabel 12 zijn de gegevens gemiddeld
over de grondsoort/herkomst van de bollen.
De ziftmaat van de
gebroeide bollen had effect op de bloemgrootte. Gemiddeld was de bloemgrootte
van zift 12/op iets groter dan van 11/12. Bij de meeste cultivars waren de
beoordeelde bossen gespreid over grondsoort en ziftmaat.
In de tabel staat de
beoordeling voor zwierigheid, blad- en bloemkleur en bladpunten op de eerste
beoordelingsdag (dag 3 tot 6) weergegeven.
De houdbaarheid was
gemiddeld 6,7 dagen en varieerde van 5,4 dagen bij ‘Kung-Fu’ tot 8,3 dagen bij
‘Monte Carlo’. Alleen de cultivars ‘Kung-Fu’ (5,4) en ‘Tansu Çiller’ (5,6) waren
korter houdbaar dan de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’ (6,5).
De maximale bloemgrootte
van de cultivars varieerde van 6,0 cm bij ‘Herman Emmink’ tot 8,3 cm bij
‘Holland Beauty’. Gemiddeld was de grootte 7,2 cm.
Gemiddeld werd een
waardering van 2,2 gegeven voor de bladpunten. Er waren geen cultivars met
ernstige bladpunten. Het maximaal gegeven cijfer was 4,3 bij ‘Holland
Beauty’ en 3,1 bij ‘Synaeda Blue’. De
overige cultivars kregen alleen gemiddeld een cijfer lager dan 2,5.
De bladkleur was over het
algemeen goed groen (gemiddeld 1,3). Ten opzichte van de overige cultivars had
alleen ‘Holland Beauty’ iets minder groen blad (2,3).
Gemiddeld was het cijfer
voor de steelstand 8,5. De laagste cijfers (lager dan 7,5) werden gegeven aan
‘Synaeda Blue’ (7,3), ‘Viking’ (6,4) en ‘Herman Emmink’ (5,8). De cultivar
‘Herman Emmink’ heeft een zware bloem.
Op de vaas groeiden de
cultivars gemiddeld 8,1 cm door. De cultivars ‘Nashville’, ‘Synaeda Blue’ ,
‘Verandi’ en de referentiecultivar ‘Leen van der Mark’ groeide het meeste door,
namelijk meer dan 10 cm. Het minste doorgroei, minder dan 6 cm, was
waarneembaar bij ‘Denise’, ‘Gabriëlla’ en ‘Reputation’.
De meeste cultivars
bloeiden met open bloemen. Bij ‘Kung-Fu’, ‘Reputation’, ‘Denise’, ‘Holland
Beauty’, ‘Gabriëlla’ en ‘Leen van der Mark’ gingen de bloemen niet altijd goed
open.
De meeste cultivars werden
afgeschreven vanwege bloemverdroging. Rui trad bij ‘First Class’ op.
In de tabellen 13 tot en met 15 zijn de
gemiddelde temperatuur per maand, de neerslagsom per maand en de hoeveelheid
straling per maand weergegeven van het meetpunt op De Kooy in Den Helder en in
Berkhout (nabij Hoorn).
Het jaar 2001 was warm, nat
en zonnig. Vooral de maanden juli, augustus en oktober waren warmer dan
normaal. Alleen de maanden maart en december waren kouder dan normaal. De
maanden augustus en september waren extreem nat, ook februari en april waren
nat. Alleen de maand juni was droger dan normaal. De maanden maart en in
mindere mate september waren somber. De maanden mei tot en met juli waren
zonniger dan normaal.
Het jaar 2002 was zeer
warm, zonnig en nat. Vrijwel alle maanden waren warmer dan normaal, alleen de
maanden oktober en december waren iets kouder dan normaal. Vooral augustus was
extreem warm.
In 2002 waren vooral de
maanden februari, juli en augustus extreem nat. De maanden maart, september en
november waren iets droger dan normaal. Maart was zeer zonnig, december was
somber.
Het jaar 2003 was zonnig,
warm en droog. Met name de zomermaanden, juni, juli en augustus, waren warm.
Maar ook het voorjaar was zacht. Alleen de maand mei was nat, de rest van het
jaar was het droog. De maand augustus was zelfs extreem droog. Het hele jaar
was relatief zonnig.